
stressverschijnselen
Stress zorgt voor lichamelijke aanpassingen, zodat je in een bedreigende situatie zo optimaal mogelijk kunt reageren. De hieronder genoemde verschijnselen vallen het meest op.
Een snellere en diepere ademhaling: de ademhaling past zich aan om de (verwachte) hoge stofwisselingssnelheid op te vangen. Er wordt daarbij namelijk meer zuurstof verbruikt en koolzuur geproduceerd. Vaak zien we dat de spierspanning in de buikspieren en soms ook in het middenrif zo hoog wordt dat de ademhaling vermindert. De ademhaling wordt hierdoor oppervlakkiger. De hogere ademsnelheid blijft meestal, behalve op het moment dat de ademhaling tijdelijk helemaal stokt. In sommige omstandigheden kan hyperventilatie hier een gevolg van zijn.
Een snellere en krachtigere hartslag: ook dit dient om de hogere stofwisselingssnelheid tegemoet te komen, want hoe sneller het bloed stroomt, hoe sneller de tussencelruimte kan worden ververst.
Een verhoogde doorbloeding in hersenen, hart, lever en spieren: deze organen hebben tijdens stress voorrang. Huid, spijsverteringskanaal en (overige) slijmvliezen raken slecht doorbloed. We zien bij een hevige stressreactie dan ook bleek, ervaren sneller koude handen en voeten en hebben al gauw klachten als misselijkheid, diarree en/of een droge mond. Zolang de stressreactie maar niet te lang duurt, is dit meestal geen probleem.
Een hogere bloeddruk: is vooral het gevolg van de hogere hartactiviteit en van het dichtknijpen van de bloedvaatjes in huid en spijsverteringskanaal. Het bloedt ondervindt daardoor meer weerstand. In de goed doorbloede weefsels (waar de weerstand laag is doordat de bloedvaten daar juist wijder openstaan) zal het bloed sneller gaan stromen, wat bijdraagt aan de verversing van de weefsels ter plekke.
Een toegenomen zweetafgifte: deze is het sterkst in handpalmen, voetzolen en oksels. Dit wordt ook wel koudzweet genoemd; de huid eronder is immers slecht doorbloeden dus koel. Dit type zweetafgifte kunnen we zien als een voorbereiding op lichamelijke activiteit (voorkoelen), maar ook als signaalfunctie: we worden ons (sterker) bewust dat we gestrest reageren.